Aantekeningen |
- R.K.priester gewijd 1768, begonnen als kapelaan in de parochie De Posthoorn te Amsterdam, was hij van 1777 tot 1787 pastoor te Zijpe (NH), daarnapastoor van de Statie St. Bavo in de Achterstraat te Haarlem en vanaf 1802 tot 1821 pastoor in de Bullewijk Ouderkerk aan de Amstel. Onder zijn pastoraat werd, toen het hooihuis, waarin de katholieken tot dan gekerkt hadden, in 1818 door brand verloren ging, de kerk niet meer in de Bullewijk, maar op de buitenplaats "Overkerk", gelegen aan de z.g. korte brug herbouwd. Kort voor zijn dood in 1821 schrijft hij aan Koning Willem I om hulp. Hij is jichtig "sinds hij Pastor werd, bezit nog (sic!) roerend of onroerend goed, kan zijn Officie niet meer waamemen, is dependent van de inschikkelijkheid van jonge geestelijken, kan niet meer uitgaan en moet meestalvan het bed op den stoel zijn leven doorbrengen". Hij vraagt de koning een "somma, toereikend dat iemand hem dag en nacht kan assisteren en voorde medicinale kosten. Het zal niet voor lang behoeven te zijn, "daar het graf hem, een bijna tachentigjarige ziekelijke en pijnlijke grijsaart, weldra wagt"
|