Aantekeningen |
- Johannes is over de jaren 1680/81 armmeester voor het westkwartier van Oosterhout. Hij koopt 1660 van Jan Willem van de Eynde, die getrouwd is met zijn nicht Marijke Antonissen Stadthouders (IIIbl), een huis op de Houtse Heuvel, waar zijn weduwe na zijn dood blijft wonen en dat later overgaat naar zijn zoon Peter. Als Aldegonda (vulgo Eeltien of Elleke) kort na haar huwelijk ziek is, maakt zij op 0107-1660 haar persoonlijk testament (waarbij zij 5 lopensaetin Vijfhuys aan het Armenhuis prelegateert), dat zij 28-01-1662 casseert. Zij testeren mutueel 02-09-1697. Als weduwe testeert Aldegonda 20-06-1715. Johannes Peter wordt in 1676 opgeroepen voor hulpdiensten aan het leger "voor Maestricht", waar Spaanseen Hollandse troepen slag hebben geleverd tegen Lodewijk XIV, doch stuurt een vervanger. De aan- en verkopen van Johannes betreffen percelen in Conincxdijk, Buyndersteeg, de Vaart, Molenstraat, tEynde Bouwlingestraat, den Hout en Houtse Akkers, Steelhoven, Sproosten, Vaertstraet, Rechtendijck en Leeghe Molen. Uit de failliete boedel van zijn broer Cornelis Peter koopt hij in 1688 het huis met schuur en molen, dat deze aan de Kruisstraat bezat. In 1692 verkoopt hij dit door aan diens zoon Philip Cornelis Stadhouders. Er zijnscheidingen en delingen van 1709 en 1739, waarbij 37 en 71 lopensaet worden verdeeld, naast het reeds genoemde huis op de Houtse Heuvel. In de nacht van 8.4.1673 heeft Jan Peter met anderen in de herberg tot vier uur in de morgen "in compagnie en gelach" zitten drinken. Bij het naar huis gaan zijn er woorden gevallen. Jan Peter heeft zijn mes getrokken en een der mededrinkers, Adriaan Jan Com. " seer deirlick gesneden ende gequetst soodanich dat hij eenen steeck heeft ontfangen voor op het voorhooft penetrerende tot op het beckeneel, oock noch een cleyn snede op sijn neuse met een snede beseyde sijn lincker sijde van sijn hooft bovende muscule temporeel ..... " Zou hij komen te sterven, zegt het slachtoffer, dan is Jan Peter de schuldige. In de jaren 1675 tot 1677 loopt bij de Hoofdbank van Breda een proces, dat Jan Peter is aangedaan door Jan Jansen Brouwers Smitsz. Laatsgenoemdepretendeert 12 gulden 2 stuiver en 8 penningen wegens arbeidsloon, verteerd gelag en anderszins van Jan Peter tegoed te hebben. Jan Peter wint dit proces op zuiver formele gronden. Het dossier is enkele centimeters dik! Een akte van 1675 vermeldt: Niemant isser onder Uwe EE. off van een gesont oordeel, die niet met redenen soude connen seggen, dat het seer impertinent, ja goddeloos is, dat men om een geringe somme van 12 pond soo veel papiers vuyt maekt ende schrijvende int werck stelt". De chirurgijn visiteert op 30-06-1685 Jan Peter, "sieckelijk te bedde liggende van een quetsure ofte contusie boven de slincker ooge, penetrerende tot op het perecranium lanck omtrent andershalve lit van een vinger, oock aen sijn rechter schouder dick geswollen bevonden te sijn.." Oorzaakwas een gesprek de avond tevoren op heere en straat, waarbij Jan Corn Knipscheer tegen Jan Peter zei dat hun kinderen best met elkaar zouden kunnen trouwen. Jan Peter antwoordde daarop: "Ick sach liever dat mijn kinderen naer de galch ofte kerckhoff gedraegen ofte gebracht worden, als houwelijck tusschen hen te maecken!" Knipscheer heeft hem toen in een sloot geduwd en met keien gegooid. In de herberg de Dry Mooren te Breda zou Jan Peter op 17 mei 1697 aan Mons. David de Graeff, garde de Cour onder het Regiment van de Hertoge van Ormondt in garnisoen tot Breda verkocht hebben een wagen met twee paardenvoor 250 gulden, te leveren binnen 14 dagen. Jan Peter of zijn zoon zouden die wagen bedienen in de aanstaande campagne tegen vergoeding van kost en drank. Jan Peter heeft als voorschot een gouden pistolet aangenomen en in zijn zak gestoken. Er is een rondje wijn gegeven door de Graeff. Het afgesproken rondje van Peter Jan heeft hij niet gegeven. Mons. deGraeff laat dit notarieel vastleggen op 20-05-1697.
|