Aantekeningen |
- Toevoeging in doopboek: Cruysstraet. Anthony, geboren op de Kruisstraat in Oosterhout, woont van 1692 tot zeker 1704 op Stuyvesant, een gehucht noord-westelijk van Oosterhouts kern. Later op Dassemus, een onderdeel van Chaam. Hij is dan, vanaf 1707 tot 1747 met een korte onderbreking rond 1725, in de heerlijkheden Alphen en Chaam, die als een geheel worden bestuurd, schepen voor Chaam tegen een jaarlijks tractement van 15 gulden. Daarnaast vervult hij ook tijdelijk de functie van armmeester van Chaam. Hij en zijn vrouw zijn weldoeners van de armen en begunstigers van het in 1667 opgerichte klooster der Capucijnen te Meersel-Dreef (B). Zo gaven zij in 1745 200 gulden aan de Grote Armen van Alphen, stichtten een fondatie van ruim 250 gulden "voor d'olie in de lampe brandende voort alderheyligste", schonken het klooster "de beste kelk" van 200 gulden, betaalden de schulden van het klooster -506 gulden- te Breda. Tevens gaven zij nog 1000 gulden voor missen na hun dood. De archieven van het klooster vermelden op 31 mei 1741 dat de "seer EE.pp der Diffinitie, tsamen vergadert sijnde tot Antwerpen (hebben) gheordonneert, dat naer de aflijvigheydt van Monsr Stadthouwer van Kaem oft van sijne huysvrouwe, Jaerlijckx moet ghelesen worden in onse kercke van ons convent tot meersel voor ieder een misse van Requiem non quidem ex scripta obligatione, sed in gratiarum actione pro beneficiis acceptis, et adhuc acceptandis" Bij testament kregen de Capucijnen van Meersel nog eens 2100 gulden en de armen van Oosterhout, Stuyvesant en Chaam, de drie plaatsen waar hij gewoond heeft, elk 1000 gulden. Het donker berookte geschilderde portret van de schepen hangt in een der spreekkamers van het klooster. Op eigen verzoek, "prout ipsi cupiunt", werd hem 1741 toestemming verleend om samen met zijn vrouw in de kloosterkerk begraven te worden. De zerk en grafsteen, die Francis Vervoort voor 99 g. 19 st. en 8 penn. maakte, vermeldt: SEPULTURE VAN DEN EERSAEMEN ANTONTUS STADTHOUDERS IN ZIJN LEVEN SCHEPEN IN CHAAM, STERFT 19 6 1748 EN MARIA AART OOMEN, ZIJN HUISVROUW STERFT 28 11 1746 WELDOENERS VAN DIT CONVENT. Hij bezat veel landerijen o.a. in Chaam (op Dassemus rond 16 ha), Zwaluwe, Made, Drimmelen, Geertruidenberg en Steenbergen. Uit gemeente-rekeningen blijkt dat hij veelvuldig geld aan de gemeente leende, o.m. ten behoeve van "uytcoopingh van de verhoogingh van het weggelt tot Ginneken". Ook is hij van gemeentewege als afgezant naar Breda gezonden om 'slants vergadering bij te wonen. Hun rijkdom maakte het verantwoord na hun dood drie advertenties in de couranten te zetten "tot uytvinding der Erffgenamen".
|